Taak 2: Een onderwijsprogramma ontwikkelen
Ik heb zoals al eerder aangegeven op verschillende manieren gewerkt binnen het Talencentrum. Zie hieronder een aantal voorbeelden van het ontwikkelen van onderwijs. Als eerste, de planning per periode voor een "Cosmo" klas. Context: co-teaching met 2 docenten Duits op een homogene groep > allemaal dezelfde opleiding/ hetzelfde studiejaar. Per les planden we de inhoud, we werkten docentgestuurd en alle studenten deden hetzelfde. De duur van het leertraject was voor iedereen hetzelfde. Iedereen moest in leerjaar 3 examineren (dus summatief) op hetzelfde niveau.
Hieronder: planning van periode 3, voor leerjaar 1 Cosmo
Planning voor Cosmo leerjaar 2: docentversie & studentenversie:
Zie hieronder
Tegenwoordig werken we in werkplaatsen, dit houdt (idealiter) in:
3 docenten op een heterogene groep: studenten komen van verschillende opleidingen, van verschillende leerjaren en niveaus. De duur van het leertraject is voor iedereen anders: examineren (summatief) of afronden (formatief) als jij er klaar voor bent en je dit met jouw portfolio kunt bewijzen. Het niveau waarop de studenten binnen deze werkplaats moeten examineren/afronden verschilt ook.
Wij als docenten weten welke beroepssituaties gedurende het leertraject aan bod moeten komen, en op welk niveau de verschillende vaardigheden worden geëxamineerd/afgerond.(= Kennis hebben van MVT in het KD + eventuele eisen vanuit de opleiding). De stip op de horizon, houden wij in het vizier, maar het onderwijs is studentgestuurd: De student kiest waar hij/zij mee aan de slag gaat die les, en houdt dit ook bij in het logboek. Hoe mooi als de student ook kan aangeven WAAROM en HOE hij/zij iets wil doen in de les, maar dat is nog best lastig. Aan het begin van de les inventariseren we met de groep wat het programma wordt van die dag, en we sluiten samen af: wat heb je gedaan/geleerd? Is het gelukt om te doen wat je wilde doen? Waarom wel/niet? Hoe heb je het aangepakt? Wat voor feedback heb je gekregen? Waar ben je tevreden over/ trots op? En wat wil je anders zien/doen. Wat zijn de wensen/ plannen voor de volgende les?
Klinkt allemaal geweldig toch? Maar het blijft een hele uitdaging, die zelfsturing. Onze begeleiding is zeker nodig. En ook de vorm is een hele belangrijke. Starten we op/sluiten we af in één grote groep, en bespreken we alles mondeling, dan haken er veel studenten af, of ze voelen zich niet veilig genoeg. Meestal krijgen we geen antwoord op de vragen die ik hierboven stelde. We zijn nog op zoek naar vormen die bij ons als docenten passen, maar ook bij de studenten uit de werkplaats. Vormen die prima passen bij de Cosmo studenten, worden door de Vrachtwagenchauffers als kinderachtig en onzinnig ervaren. (opstarten & afsluiting doen we a.d.h.v. het logboek: terugblikken & vooruitblikken)
Hierover straks meer. Eerst wat beelden en documenten ter ondersteuning.
Hieronder (1) een document met "lesvoorbereiding" hierin is te vinden hoeveel studenten zich op welk moment in de werkplaats bevinden, van welke opleiding, welk niveau etc. Belangrijk voor ons om te weten met wie we waar naartoe moeten werken. Hoewel de studenten elke les hun eigen plan dienen te maken, a.d.h.v. het logboek (document 2) houden wij tóch ook een beetje bij wie al heel lang ergens mee bezig is, wie nog feedback moet hebben etc. Dit lukt echt niet voor alle studenten individueel, en voor alle facetten, maar we proberen dit op hoofdlijnen te doen (soms samenpakken/ (her)groeperen). Bij sommige werkplaatsen, waar de studenten zelfsturender zijn, is dit niet nodig. Ook heb ik hier een kort compilatiefilmpje geplaatst (document 3). Hier is te zien, wat er aan het begin van de les op het bord komt te staan, als we samen met de groep, de plannen voor die dag inventariseren. Het gaat hier vooral om het WAT. Aan welke van de 5 vaardigheden (lezen,luisteren, schrijven, spreken of gesprekken voeren) ga je werken? Had je nog feedback nodig, of ga je een workshop volgen? Aan het einde van de les checken we of de student, dat wat hij/zij zich had voorgenomen af heeft gekregen. Het echte gesprek over waarom wel/niet en komt nog niet op gang. Soms lukt het ons om de student een nieuw geleerd woord/kennis of strategie te benoemen, of aan te geven waar hij/zij trots op was die les.
Waar lopen wij tegenaan?
In de ideale werkplaats, waar de student zich autonoom en competent voelt (2 van de 3 basisbehoeftes zoals door Luc Stevens beschreven), zullen we het volgende zien: Een actieve student, die zelfsturend is, bewuste keuzes maakt en vragen stelt aan docenten en medestudenten. Deze student bevindt zich dan in de zone van naaste ontwikkeling zoals door Lev Vygotski beschreven. In deze zone kan het leren en ontwikkelen plaatsvinden.
Helaas zien wij vaak iets heel anders, een student die niet weet wat hij/zij moet doen, die "stil staat", geen werk laat zien en geen vragen stelt. Hoe komt dit?
De studenten die bij ons een taal komen leren, zijn veelal gewend aan docentgestuurd onderwijs. De studenten zijn niet gewend aan de mate van autonomie die ze hier krijgen en hebben niet "leren leren" ,ze beschikken niet over de juiste metacognitieve vaardigheden. Ze hebben het gevoel dat ze het niet kunnen, ze hebben het gevoel te verzuipen en bevriezen: Ze bevinden zich in de zone van vervreemding en dus stagneert het leren en de ontwikkeling.
Het is dan dus zaak, dat wij als docenten de juiste ondersteuning bieden, en dan moet er ook wederzijds vertrouwens zijn.
Vaak horen we van studenten: u bent geen goede docent, want een goede docent vertelt mij wat ik moet doen.
Ik geloof in onze visie, maar ik geloof ook, dat je studenten op weg moet helpen naar zelfsturing. Zelfsturing is in mijn optiek het einddoel, en als we écht op alle fronten formatief handelen, zou dat dus ook moeten betekenen, dat we bij nieuwe groepen beginnen met gedeelde sturing.
Meer hierover in mijn onderzoek, waar formatief handelen centraal staat. Wij zeggen formatief te handelen: studenten vinden het gek, dat we geen toetsen en cijfers van ze verwachten, maar handelen wij in onze lessen écht wel zo formatief?
Lev Vygotski: zone van naaste ontwikkeling of zone van vervreemding?
Luc Stevens: CAR model
Taak 3: Een onderwijsprogramma uitvoeren.
Hieronder een filmpje en foto's van een les, eigenlijk een bumpy moment, een briljante mislukking ;)
Maar dit is, wat ik veel vaker zou willen doen in mijn lessen, samen iets doen en werken aan het leren leren.
Deze les, zou namelijk helemaal geen volledige les zijn, maar een "korte" gezamenlijke startactiviteit aan het begin van de les.
In deze kleine werkplaats, zitten studenten toerisme en studenten transport & logistiek (vrachtwagen chauffeurs).
Wij wilden ervoor zorgen, dat deze twee groepen elkaar beter leerden kennen en samen zouden werken én dat ze met een woordenboek zouden werken. Hiervoor had ik een "leuke" activiteit gekozen, namelijk, samen Duitse rebussen oplossen. De woorden die hier uitkwamen waren beroepsgericht uit beide studierichtingen. Na het oplossen van de rebussen, was de opdracht: Maak samen zinnen met deze woorden.
De doelen voor de startactiviteit waren wellicht wat te vaag en de startactiviteit bleek bijna de hele les in beslag te nemen.
Maar de startactiviteit leverde ons ook veel meer mooie inzichten en informatie op, dan we van te voren bedacht hadden.
- Hoe werken de studenten samen? Werken ze überhaupt samen? Wie neemt de leiding?
-Bepalen ze van te voren een strategie, overleggen ze? of beginnen ze gewoon?
- Zijn er ook andere strategieën toe te passen en hoe werkt dat?
-Hoe goed ken je het alfabet en hoe moeilijk of makkelijk is het dan om woorden op te zoeken in het woordenboek?
- Beheers je de Nederlandse spelling voldoende om zo het juiste woord+ juiste vertaling op de zoeken? (noot versus nood !)
- Welke betekenis van het woord neem je dan? Bewustwording dat er meerdere betekenissen/contexten kunnen zijn, en welke past
dan bij jouw beroep?
-Hoe moeilijk is deze opdracht voor iemand, die het Nederlands niet als moedertaal heeft? En dus eigenlijk in twee vreemde talen een opdracht probeert uit te voeren.
- Spelen met doeltaal/voertaal in de les. Wanneer gebruik je Duits, wanneer Nederlands?